Geschiedenis van de Kepelse Meule
De bouw van de molen
In 1880 brandde de molen van molenaar Leonard Janssen af. Deze molen was gelegen op het "Vrijveld" in de gemeente Roermond op de grens met Maasniel.
Leonard Janssen liet toen op de Galgenberg op een perceel bouwgrond een nieuwe molen bouwen, die in 1882 in gebruik werd genomen.
De molen was een stenen grondzeiler. In 1883 werd de molen eigendom van Amelei Milliard, echtgenote van Charles Strens. Het volgende jaar verkocht zij de molen aan Gerardus Antonius van den Brekel, molenaar in Overloon (N.B.). Van den Brekel, kocht de molen voor zijn zoon Peter, die later voor zichzelf in Pey-Echt een standaardmolen liet bouwen.
Gerard Antoon van den Brekel verkocht de stenen grondzeiler met huis en tuin in 1888 aan Theodorus van Grootel, molenaar in Beugen (N.B.). Van Grootel was in die tijd een bekend Brabants molengeslacht, afkomstig uit Kempen.
De Beltmolen.
In 1885 werd de molen enige meters verhoogd, in de verkoopakte van 1884 stond de eis dat de molen binnen een jaar opgehoogd diende te worden. De molen kreeg daardoor zijn merkwaardige vorm, die thans nog zichtbaar is. De verhoging van de molen was nodig om de windvang te verbeteren die door de nieuwbouw in de omgeving was verslechterd. De wieken, bestaande uit houten roeden, alsmede de houten as werden vervangen door een ijzeren as en wieken met ijzeren roeden. Door de cilindrische verhoging van de grondzeiler, kon van de oude kap en het kruiwerk gebruik worden gemaakt, het gaande werk werd weer aangebracht en de koningsspil werd verlengd.
Het kruiwerk diende om de wieken op de wind te draaien. Hiervoor was het eveneens noodzakelijk om tegen het onderste deel van de molen een belt (berg) aan te brengen. Er ontstond op deze wijze een beltmolen. De belt is omstreeks de jaren zestig weer verwijderd.
Hiernaast de draaiende molen vóór 1926. Op dat moment al met belt verhoogd. Links het huis van de molenaar en in het midden het pakhuis. Voor het molenaarshuis staat de molenaar en de familie van Grootel.
De foto is afkomstig van een prentbriefkaart.
Het draaien van de wieken is door Wim Bongaerts gerealiseerd.
De maalderij in het huidige pakhuis.
Wind was een goedkope energievorm, doch er moest voldoende wind zijn om de molen te laten draaien. Bij windstilte kon niet worden gemalen. Vele molens zijn om deze reden en door de technologische ontwikkeling, voorzien van maalinstallaties die niet afhankelijk waren van de wind. Deze maalinstallaties werden in eerste instantie aangedreven door stoommachines of verbrandingsmotoren en in latere tijden door elektriciteit.
In 1896 werd het molenbedrijf aan de Herkenbosscherweg uitgebreid met een pakhuis en werd een Hinderwetvergunning aangevraagd voor een gasstoommotor.
Het gemaal stond opgesteld in het naast de molen gelegen pakhuis en met een riem werd een koppel maalstenen (maalstoel) die zich ook in het pakhuis bevonden.
De stoommaalderij en de windmolen werden naast elkaar gebruikt. In 1918 werd het bedrijf verkocht aan de Vereniging Coöperatieve Maalderij "Ons Belang", gevestigd in Roermond. In de volksmond werd deze Vereniging de "Coöperatief' genoemd. Als Molenaar werd Jacob Bosmans aangesteld. In 1929 verloor de molen bij sterke wind een roede. Bosmans bleef nog enige tijd op één roede draaien. De gebroken roede werd niet meer vervangen. Door de bebouwing in de omgeving was de windvang van de molen afgenomen. Ook was de techniek inmiddels zover gevorderd dat het malen met een stoomgemaal uit de tijd was. Om deze redenen en om economisch efficiënter en concurrerende te kunnen produceren werd besloten om een geheel nieuwe elektrische maalderij te bouwen.
De oude onderdelen zoals de gietijzeren, het Engels kruiwerk en het gangwerk werden te koop aangeboden, vreemd genoeg zijn de kruikettingen niet mee verkocht en liggen nog steeds in de molen.
De elektrische maalderij.
In 1931 werd door de gemeente Roermond een Hinderwetvergunning afgegeven voor de elektrische maalderij. In het bovenste gedeelte van de molenromp werden houten silo's voor graanopslag geplaatst en de maalderij in het pakhuis werd ontmanteld.
De houten silo's werden vanaf de begane grond door middel van een elevator (een verticale lopende band met hierop kleine schepjes) gevuld. Op de begane grond werd een dubbele houten maalstoel met een koppel 17-er blauwe Duitse steen en een koppel 17-er kunststenen geplaatst. Op de eerste verdieping bevond zich een mengmachine (voor het mengen van granen), een trieur (om het bewerkte graan voor expeditie klaar te maken) en een hoekbreker (om de te verwerken granen grof te breken)
Op de tweede verdieping bevond zich een aspirateur (voor het reinigen van de granen).
De elektrische graanmaalderij moet in 1931 een van de modernste maalderijen in de regio zijn geweest. In 1947 werd Jacob Bosmans eigenaar.
De hamermolen.
In het begin van de jaren vijftig werd het koppel kunststenen uitgebroken en een gedeelte van de maalstoel afgezaagd om plaats te maken voor de plaatsing van een elektrische hamermolen. Een hamermolen is een trommel waarin zich een as bevond, met hierop een aantal kleine hamers, die met hoge snelheid ronddraaide.
De graankorrels werden door de hamers vergruisd tot meel. Met de introductie van de hamermolen kwam een einde aan de "ambachtelijke" verwerking van granen (door middel van maalstenen) tot meel. De hamermolen vormt tevens de schakel tussen het ambachtelijke malen en het fabrieksmatige produceren van meel. De uit 1931 daterende elektrische graanmaalderij bleef, na de plaatsing van de hamermolen, nog steeds in gebruik. Zo werd het koppel blauwe stenen gebruikt voor het malen van tarwe en boekweit. Deze veldvruchten werden met een graanreiniger eerst geschoond en het meel werd vervolgens met een bloembuidel gezeefd.
In 1960 werd het bedrijf door zoon Laurentius Jacobus overgenomen. In het oorspronkelijke molenaarshuis werd een winkel gevestigd voor de verkoop van voeders voor huisdieren, tuinbenodigdheden en dergelijke. De molen is tot om en nabij 1985 voor het malen van graan in gebruik gebleven. Na 1985 werd in de molen alleen nog graan gereinigd, gemengd en opgeslagen. Op 29 februari 1996 werd de molen en het naastgelegen pakhuis door de gemeente Roermond op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. Tevens werd de molen en bijbehorende opstallen door de gemeente gekocht, met het oogmerk om op het nabijgelegen terrein een woningbouwproject te ontwikkelen.
Uit onderzoeken is echter gebleken dat het omliggende gebied (de Galgenberg) dermate waardevol is, dat is besloten om af te zien van bebouwing